‘Bredero gooit meteen de heleboel op tafel’
Elsje Scherjon is niet alleen bekend van verschillende (stem)rollen uit De Fabeltjeskrant, Bernhard Schavuit van Oranje en Sil de Strandjutter, maar speelde in 1985 ook mee in de Brederoherdenking. Loraine Lentz en Elise van Schaik spraken haar in oktober 2017 over haar liefde voor de schrijver, haar rol bij de herdenking in 1985 en de aantrekkingskracht van Bredero’s toneel en gedichten voor lezers van nu.
Wanneer kwam u voor het eerst in aanraking met Bredero? Op de toneelschool, ik had het geluk dat Ton Lutz een van mijn leraren was. Ton Lutz was gek van Bredero. Het sprak hem aan en hij vond het lekker materiaal, wat hij goed te pakken kon nemen. Het is opgebouwd uit hele primaire gevoelens, dus voor kinderen die naar een eindexamen gaan is het ook makkelijk uit te leggen. Het spreekt jonge mensen, als ze de drempel van de taal hebben genomen, heel erg aan.
Hoe bent u in 1985 bij de herdenking terecht gekomen? Tja, hoe kom je bij zoiets terecht. Jules (Croiset, EvS) had bij de herdenking meteen een flinke vinger in de pap. Hij had altijd al eigen voorstellinkjes, one-man-shows kan je ze wel noemen, met teksten van Bredero. Een paar jaar voor de herdenking werd Jules benaderd om mee te werken. Hij heeft toen gezegd: ‘daar moet je Elsje Scherjon ook voor vragen, die is erg vertrouwd met Bredero!’ Dit wist hij, omdat wij samen op de radio liederen en gedichten van Bredero hadden voorgedragen. Toen ze me vroegen heb ik niet hoeven nadenken, ik was meteen enthousiast om mee te doen.
Wat was uw rol bij de herdenking in 1985? De herdenking was in samenwerking met Poëzie Hardop, een klein theatergezelschap dat werk van dichters die de moeite waard waren naar het theater wilde brengen. Wij hebben toen tijdens de herdenking in een weekend in maart op straat toneel gespeeld. De rode draad van dit toneel was Marsmans gedicht Breero is moe. Het gedicht werd gebruikt om delen uit Bredero’s toneelstukken, gedichten en een aantal van zijn liederen aan elkaar te weven. Dit maakte het heel erg levendig. Hier en daar werd deze rode draad wel een beetje te sentimenteel, maar het was toch wel heel erg handig. Jules begon met het gedicht en dan namen wij, Ghislaine op de Weegh en ik, het van hem over. Om de buurt deden we deze stukjes en scènes.
Waar werd dit gespeeld? De herdenking was op straat in de Nes, die lag volgegooid met balen stro en koeien en varkens liepen er rond. Hoe die daar bleven en niet wegliepen, dat weet ik niet meer. We speelden op wagens in de buitenlucht rondom en in de Brakke Grond (Vlaams Cultuurhuis in Amsterdam, EvS). De andere stukken die wij met Poëzie Hardop deden, speelden wij in het hele land, vaak in kerken.
U speelde dus stukken van Bredero, die bekend staat als Amsterdammer, ook buiten Amsterdam? Jazeker, we hebben het bijvoorbeeld ook in Groningen en Friesland gespeeld. Daar vonden ze het ook erg leuk. Het publiek in het noorden van het land is überhaupt altijd heel goed. Het toneelstuk was een overzicht over zijn leven, zijn godsvrucht, en zijn toneelstukken. Dit sprak het publiek overal aan.
Wat maakt Bredero zo anders dan andere zeventiende-eeuwse toneelschrijvers? Het ‘gewone’ natuurlijk, niets menselijks was hem vreemd. Bredero tekende met zijn taal de mens van alledag. De andere schrijvers uit zijn tijd schreven wat ‘opgetilder’, het is ‘hoofser’ geschreven of hoe je het ook wil noemen. Eerlijk en waarachtig is hoe Bredero schrijft, zodat hij ons met vertedering kan vervullen. Zijn teksten komen dichtbij en ze zijn vaak ook ongegeneerd. Hij gooit meteen de heleboel op tafel en, anders dan andere schrijvers uit zijn tijd, gebruikt hij gerust scheldwoorden. Hij lijkt geen gêne te kennen en had een ontzettend warm hart, zoals je kan zien aan de hoerenscène in De Spaanschen Brabander. Honger en armoede drijft die vrouwen om de prostitutie in te gaan, hij keurt dit niet af, maar hij schrijft het als een observatie en is erdoor ontroerd. Hij voelt pijn voor die mensen. Dit laat hij merken en dat spreekt lezers aan.
Bredero schrijft dus over heel herkenbare thema’s? Inderdaad, teksten van Vondel kunnen je ook ontroeren, maar Bredero is zo herkenbaar voor de mens op straat. Ook zijn geloof komt heel eerlijk over, bijvoorbeeld in zijn gedicht ‘Al hadt een mensch wat hij mocht wenschen’. Hij gelooft in een christelijk hiernamaals waarbij het slechte is weggevallen en je niet meer bang hoeft te zijn, maar alleen maar blij en tevreden. Hij hoopt op een goed leven in de hemel, dat is heel heilzaam om te lezen. Er is al genoeg troep en pijn op de wereld, dan is het heel troostend en lief om te lezen dat hij zoveel godsvertrouwen heeft en dat hij zich daar volledig aan overgeeft.
Welke rol uit een toneelstuk van Bredero zou u nog wel graag willen spelen? Oh, dat zou ik niet meer kunnen, daar zou ik te oud voor zijn. Maar dat zou die Byateris zijn, dat is leuk!
Uit Spaanschen Brabander? Inderdaad, die uitbaatster van ‘Men moet wat doen voor de kost’. Dat is aardig, want die kan terugkijken op haar leven. En een uitbaatster is natuurlijk ook een beetje leeftijdloos. Een uitbaatster van bijna 80 is niet zo gek. Die zou kunnen terugkijken van ‘nou, nou wat ik allemaal heb meegemaakt’. Dat zegt ze ook zo leuk.
Waarom zou een moderne lezer Bredero uit de kast moeten pakken? Tja, waarom zou je dat moeten doen? Het is toch wel goed om te lezen en te ervaren dat er weinig nieuws is onder de zon. Dat er echt oprecht geschreven is, over oprechte gevoelens in de Zeventiende Eeuw. Het is ook interessant om te lezen. Je kan niet altijd alleen in de moderne literatuur blijven zitten. Sommige mensen moeten niets hebben van nationalisme en het is ook een lastig onderwerp, maar je kan het toch leuk vinden dat we iemand als Bredero in onze geschiedenis hebben gehad. Ik vind de schoonheid inzien van teksten van bijvoorbeeld Vondel geen nationalisme. En dan ga je ook al gauw dat zware woord gebruiken ‘het is je erfgoed’, maar het is toch fijn om daar iets over te weten. Het moet niet per se, maar het is leuk.
Ik zie dat u een editie heeft liggen van Bredero’s Groot Lied-Boeck zou u een gedicht willen voordragen? Ja, dat is helemaal goed. Dan doe ik Enigheid is Armoed dat vond Jules ook altijd zo’n mooi gedichtje.
Kijk hier het filmpje waar Elsje Scherjon Enigheid is Armoed voordraagt.
Waarom vindt u dit zo’n mooi gedicht? Er spreekt een algemeen gevoel van liefde en warmte uit. De geborgenheid die Bredero in dit gedicht noemt, daar heeft iedereen behoefte aan. Hij schrijft het heel herkenbaar op, dat als je het leest je eigenlijk ook graag even tegen iemand aan wilt kruipen. In andere liefdesgedichten is het vaak zo smachtend, maar Bredero zegt het veel eenvoudiger: als ik mijn lief maar heb, dan is het goed.
Loraine Lentz en Elise van Schaik (oktober 2017)
Comments